Het was prachtig weer en goedgemutst ging ik op pad. Ik reed door het polderlandschap en genoot van alles om me heen. Mijn camera op de stoel naast me, batterij vol, een extra lens bij me. In gedachten complimenteerde ik mezelf met die goede voorbereiding. Ik stapte uit bij een paar weilanden
Ik wist niet precies wat ik nou zocht, wat het perfecte plaatje was, maar… vandaag moest het gebeuren.Terwijl ik met een slakkengangetje de graslanden voorbij zag glijden verbaasde ik me over alle paarden. Ik had er nog nooit zoveel in de wei zien staan. Echt velden vol. De meest uiteenlopende exemplaren; zwart, voskleurig, bruin, gespikkeld. Niet alleen de kleine Shetlanders, maar ook grotere soorten. Veulens hoog op hun benen, wankel, maar dapper. Jaarlingen; jeugdig en energiek. Mooi…
Maar ik zocht wat anders.
Dus mijn ogen gleden verder, langs dikke knotwilgen turend over sloten naar de groene lakens en dan vooral wat erop stond. Een blauwe reiger – strak als hij is – zweefde laag voorbij. Nog meer paarden. Vervolgens schapen. Ook leuk, maar niet wat ik zocht. Schapen zijn grappig. Ik krijg bij een weiland vol altijd de exemplaren van Tractor Tom op mijn netvlies. Als je grappige schapen wilt zien moet je daar eens naar kijken. Voor mij zo’n tien jaar geleden, maar door de destijds doorlopende confrontatie zit deze serie stevig in mijn geheugen verankerd.
Ik reed verder, mijn raampje open. Het was nog een beetje fris, maar niet te. Gewoon lekker.
En ineens zag ik het. Natuurlijk was ik er al voorbij voordat ik me dat realiseerde. Omdat ik moeilijk vol op mijn rem kon, benutte ik de eerstvolgende rotonde volledig en begaf mij op de terugweg. Rustig reed ik voorbij en ja hoor, dit was het!
Ik vond een plekje voor mijn auto en toog met camera en al door het hoge gras van de berm in de richting van het weiland. Ik liep een beetje klungelig met hoge stappen, het gras kwam echt tot mijn knieën hier. Auto’s raasden langs me heen, jee wat gaan die hard als je er zo vlakbij loopt. Ik herinner me dat nog van die keer dat we autopech hadden en langs de vangrail van de snelweg stonden te wachten op die meneer met zijn gele wagen. Best heftig vond ik dat. Dit was slechts een tachtig kilometerweg. Maar toch..
Ik bereikte het weiland.
Wauw, ze stonden echt dichtbij. De weilanden waar ik eerder was leken de koeien op te slokken, maar hier stonden ze in al hun pracht: Zwartbonte Holsteiners. Het waren nog jonge dieren, vijf of zes stuks. Meer niet. Perfect. Ik begon wat te schieten en zag haar kijken. Ze hield me van begin af aan in de gaten. Haar vriendinnetjes interesseerden zich totaal niet voor me, het gras was voor hen veel aanlokkelijker, maar zij was nieuwsgieriger. Ze kwam naar me toe. En of ze het nu aanvoelde of niet, om de een of andere reden bleef ze daar maar staan. Met haar snoet opgericht – alsof ze zei: kijk mij nou – staarde ze me vol vertrouwen aan. Ik had geen oog meer voor de anderen, zij domineerde mijn lens.
En dus kreeg ze de hoofdrol.
Ze zal nu ongetwijfeld een volwassen melkkoe zijn, verstoken van sterallures, grazend met haar soortgenoten, maar voor mij blijft ze bijzonder:
Het cover-model van mijn eerste roman.